Intrekkingswet Wet Bezitsvormingsfonds
Wet van 2 december 1991, houdende intrekking Wet Bezitsvormingsfonds
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het duurzaam persoonlijk bezit van kleine spaarders voldoende wordt bevorderd op andere wijze dan door de maatregelen van de Wet Bezitsvormingsfonds en het derhalve wenselijk is die wet in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
De Wet Bezitsvormingsfonds (Stb. 1977, 194) wordt ingetrokken. De middelen van het Bezitsvormingsfonds worden in 's Rijks kas gestort.
Artikel II
1
Een lening als bedoeld in artikel 5 van de Wet Bezitsvormingsfonds, waarop de aflossing op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is voltooid, wordt beheerst door de Wet Bezitsvormingsfonds zoals deze luidde voor dat tijdstip, met dien verstande dat:
a
die aflossing in afwijking van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet Bezitsvormingsfonds in 's Rijks kas wordt gestort en
b
een krachtens het bepaalde in artikel 9 van de Wet Bezitsvormingsfonds teruggevorderd bedrag in afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dat artikel in 's Rijks kas wordt gestort.
2
Indien Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet deelneemt in het verlies dat voor een gemeente voortvloeit uit een gegarandeerde lening als bedoeld in artikel 10 van de Wet Bezitsvormingsfonds, waarvoor op dat tijdstip de in dat artikel, tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn van ten hoogste dertig jaren nog niet is verstreken, wordt die deelneming beheerst door de Wet Bezitsvormingsfonds zoals deze luidde voor dat tijdstip, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4, derde lid, aanhef en onderdeel b, en 10, eerste lid, van die wet, de uitgaven die voortvloeien uit die deelneming ten laste komen van 's Rijks kas.
3
Premiƫring als bedoeld in artikel 13 van de Wet Bezitsvormingsfonds van een spaareffect, gekocht voor 1 januari 1991, wordt beheerst door de Wet Bezitsvormingsfonds zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat:
a
die premie in afwijking van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, artikel 14, derde lid, en artikel 14a van de Wet Bezitsvormingsfonds ten laste komt van 's Rijks kas;
b
bij de toepassing van artikel 14a van de Wet Bezitsvormingsfonds geen toetsing plaatsvindt aan bijzondere omstandigheden en
c
een krachtens het bepaalde in artikel 15 van de Wet Bezitsvormingsfonds teruggevorderde premie in afwijking van het eerste lid van dat artikel in 's Rijks kas wordt gestort.
Artikel III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 2 december 1991
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
b
de Vries
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
e
Heerma
Uitgegeven de vierentwintigste december 1991
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin